hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 104 Het Boek (HTB)

1. Met hart en ziel wil ik de Here prijzen. Here, mijn God, wat bent U groot!U bent omringd door pracht en majesteit.

2. God kleedt Zich in het licht alsof het een mantel is.De hemel wordt door Hem als een tent opgezet.

3. In de wateren maakt Hij zijn zalen.De wolken zijn de wagen waarop Hij rijdten Hij wandelt op de vleugels van de wind.

4. De windrichtingen zijn zijn boodschappersen het vlammende vuur dient Hem.

5. De aarde werd door Hem vast neergezet,zij zal niet omvallen.

6. U hebt de diepten van het water bedekt als met een kleed.Het water reikte zelfs tot boven de bergen.

7. Het stroomde weg op uw gezag.Voor uw stem, die klonk als de dreiging van de donder,vloeide het snel weg.

8. De hoge bergen en de diepe dalenontstonden precies waar U ze hebben wilde.

9. U hebt aan het water grenzen gesteld,die niet worden overschreden.De aarde heeft niets meer te vrezen.

10. God laat de bronnen ontspringenen het water als kleine beekjeslangs de berghellingen naar beneden stromen.

11. Alle dieren lessen hun dorst daaraan,ook de wilde ezels.

12. De vogels nestelen in de bomen langs de oeversen zingen het hoogste lied.

13. God voorziet de bergen van water.De aarde kan alleen maar vrucht dragen dankzij U.

14. God laat het gras groeien als voedsel voor het vee.Ook andere gewassen voor de mensen,zodat zij brood kunnen eten.

15. Ook de wijn komt zo uit de aarde voort,die doet de mensen goed.Ja, door brood en wijn worden de mensen gezond en sterk.

16. De ceders in de Libanon zijn van de Here.Ook zij ontvangen ruim voldoende water.

17. De vogels nestelen erin.De ooievaars hebben hun nesten in de cipressen.

18. Hoog in de bergen leven de steenbokkenen de klipdassen kunnen veilig wonen op de rotsen.

19. God laat de maan en de zon op hun vaste tijdenopgaan en ondergaan.

20. Wanneer U de duisternis laat invallen,begint de nacht en alle dieren laten van zich horen.

21. Jonge leeuwen willen op jacht naar voedsel,zij vragen God hun eten te geven.

22. Wanneer het 's morgens licht wordt,gaan zij slapen in hun hol.

23. Dan beginnen de mensen te levenen te werken tot de avond valt.

24. U hebt zo geweldig veel gemaakt, Here.U hebt alles met wijsheid gemaakt.De hele aarde is vol van uw schepping.

25. De zee bijvoorbeeld,groot en uitgestrekt ligt zij daarvol kleine en grote dieren,ontelbaar zijn ze.

26. Er varen schepen op.Het grote zeemonster Leviatanleeft in de zee,hij is als speelgoed voor U.

27. Alles wacht op U.U geeft elk dier op zijn tijd te eten.

28. Als U hun dat geeft,bewaren zij het.Als U eten geeft,zullen zij allemaal genoeg hebben.

29. Maar als U niet verschijnt,worden zij vernietigd.Als zij geen adem meer krijgen,sterven zij.Dan worden zij weer stof.

30. Maar als U uw Geest stuurt,worden zij gemaakten alles op aarde lijkt nieuw te worden.

31. De macht en majesteit van de Hereblijven tot in eeuwigheid.De Here is blij met alleswat Hij heeft gemaakt.

32. Als Hij naar de aarde kijkt,begint die te trillen.Als Hij de bergen aanraakt,roken de vulkanen.

33. Mijn leven lang zal ik zingen voor de Here.Zolang ik adem heb,zal ik lofliederen zingen voor mijn God.

34. Ik bid dat Hij Zich verheugt over mijn gedachten.Ik zal altijd met vreugde aan de Here denken.

35. Eens zullen alle zondaars en ongelovigenniet meer bestaan op deze aarde.Met hart en ziel prijs ik de Here.Halleluja!