Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 73:1-13 BasisBijbel (BB)

1. Een lied van Asaf. Wat is God toch goed voor Israël,voor de mensen die bij Hem horen.

2. Toch was ik bijna de verkeerde weg opgegaan.Bijna was ik gevallen.

3. Want ik werd jaloers op mensen die zich niets van U aantrekken.Ik werd jaloers toen ik zag hoe goed het met hen ging.

4. Want ze hebben geen moeilijkheden.Ze zijn gezond en sterk.

5. Ze hebben geen zorgen.Hun overkomt geen kwaad.

6. Daar scheppen ze trots over op.Ze denken dat ze kunnen doen wat ze willen.Ze vinden het heel gewoon om geweld te gebruiken.

7. Hun ogen puilen uit van het vet.Ze denken dat ze heel wat zijn.

8. Ze spotten met alles,ze misbruiken hun macht.Op alles en iedereen kijken ze neer.

9. Tegen God in de hemel hebben ze een grote mond.Over de mensen op aarde zeggen ze wat ze maar willen.

10. Daarom komen de mensen naar hen toe.Ze drinken hun woorden op als water.

11. Ze zeggen: "Het kan God niets schelen.Hoe zou God het weten? Hij ziet het niet!"

12. Het zijn slechte mensen, maar toch gaat het goed met hen.Ze worden rijker en rijker en hebben geen zorgen.

13. Het heeft geen zin gehad dat ik eerlijk heb geleefd.Helemaal voor niets heb ik altijd eerlijk gehandeld.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 73