3. God, U heeft ons aan ons lot overgelaten.In uw boosheid heeft U ons machteloos gemaakt.Want U was woedend op ons.Maar maak ons nu alstublieft weer sterk!
4. U heeft het land zó zwaar gestraft,dat het bijna is vernietigd.Help ons nu alstublieft, vóór het te laat is.
5. U heeft uw volk zwaar gestraft.U heeft ons uit de wijnbeker met uw straf laten drinkenzodat we er dronken van zijn en op onze benen wankelen.
6. Maar nu wilt U ons redden.U roept de mensen die willen leven zoals U het wil.U brengt hen bijeen en beschermt hen tegen de vijand.
7. Zo zult U de mensen redden die van U houden.Heer, red ons alstublieft en geef ons de overwinning!
8. God heeft in zijn heiligdom tot mij gesproken.Juichend spring ik op.Ik zal Sichem verdelen.Het Sukkot-dal zal ik opmeten [ om het te verdelen ].
9. Gilead en Manasse zijn van mij,Efraïm is mijn helm,Juda is mijn heersersstaf.
10. Moab is mijn waskom [ en moet mij dienen ].Op Edom zet ik mijn voeten neer.Filistea overwin ik.
11. Wie zal mij naar Edom brengen?Wie brengt mij naar die sterke stad?
12. Gaat U dat doen, God,ook al had U ons eerst in de steek gelaten?Zult U, God, met ons leger meegaan?
13. Help ons tegen onze vijanden,want aan hulp van mensen hebben we niets.