Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 29:15-24 BasisBijbel (BB)

15. Maar jullie zeggen: 'De Heer heeft ons hier in Babel toch óók profeten gegeven?'

16. Maar dat zijn leugen-profeten. Ík zeg jullie over de koning uit de familie van David en over alle mensen die hier in Jeruzalem zijn achtergebleven:

17. Ik zal het zwaard, de honger en de pest op hen afsturen. Ze zijn als de oneetbare rotte vijgen.

18. Ik zal hen achtervolgen met het zwaard, de honger en de pest. Alle volken waar Ik hen naartoe jaag, zullen er geschokt over zijn. Overal waar ze wonen, zullen ze slecht behandeld worden. Ze zullen door iedereen bespot en vervloekt worden.

19. Ik doe dat omdat ze niet hebben geluisterd naar wat mijn profeten van Mij moesten zeggen, zegt de Heer. Ik heb aldoor tot jullie gesproken, maar jullie wilden niet luisteren.

20. Jullie die uit Jeruzalem gevangen zijn meegenomen naar Babel, luister nu naar wat de Heer zegt!

21. Dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël, over [ de profeet ] Achab, de zoon van Kolaja, en [ de profeet ] Zedekia, de zoon van Maäseja. Zij liegen dat ze namens Mij profeteren. Daarom geef Ik hen in de macht van koning Nebukadnezar van Babel. Hij zal hen voor jullie ogen doden.

22. Iedereen die uit Juda gevangen meegenomen is naar Babel, zal hun namen gebruiken als vervloeking. Ze zullen zeggen: 'Ik hoop dat de Heer met jou zal doen wat Hij met Zedekia en Achab heeft gedaan. Want de koning van Babel heeft hen levend gebraden.'

23. Want deze mannen hebben vreselijke dingen gedaan. Ze zijn ontrouw aan hun eigen vrouw en gaan met allerlei andere getrouwde vrouwen naar bed. En ze hebben gelogen dat ze namens Mij spraken. Ik weet alles wat ze hebben gedaan, zegt de Heer."

24. [ De Heer zei: ] "Jeremia, Ik heb een boodschap voor Semaja uit Nachlam.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 29