Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 4:7-17 BasisBijbel (BB)

7. En de zonen van Hela waren: Zeret, Zohar en Etnan.

8. Koz kreeg zonen: Anub, Hazzobeba, en de voorvaders van de families van Aharhel, de zoon van Harum.

9. Jabes was de belangrijkste van zijn broers. Zijn moeder had hem Jabes [ (= 'verdriet') ] genoemd: "Want," zei ze, "zijn geboorte ging vreselijk moeilijk."

10. Jabes bad tot de God van Israël: "Wilt U alstublieft goed voor mij zijn en mijn gebied steeds groter maken. Wilt U met mij zijn en mij beschermen tegen het kwaad, zodat ik geen verdriet zal hebben!" En God gaf hem wat hij had gevraagd.

11. Kelub, de broer van Suha, kreeg een zoon: Mehir (die vader werd van Eston).

12. Eston kreeg zonen: Bet-Rafa, Pasea en Tehinna (die vader werd van Ir-Nahas). Zij horen allemaal bij de familie van Recha.

13. De zonen van Kenaz waren: Otniël en Seraja. De zonen van Otniël waren: Hatat en Meonotai.

14. Meonotai kreeg een zoon: Ofra. Seraja kreeg een zoon: Joab. Joab werd vader van de handwerkers in Gai-Harasim [ (= 'Dal van de Handwerkers') ].

15. De zonen van Kaleb , de zoon van Jefunne, waren: Iru, Ela en Naäm. De zoon van Ela was Kenaz.

16. De zonen van Jehalelel waren: Zif, Zifa, Tirea en Asareël.

17. De zonen van Ezra waren: Jeter, Mered, Efer en Jalon. Mered trouwde met Bitja, de dochter van Farao. Hun kinderen waren: Mirjam, Sammai en Jisbach (die vader werd van Estemoa).

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 4