Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 23:7-18 BasisBijbel (BB)

7. Uit de familie van Gerson waren er Ladan en Simeï.

8. Ladan had drie zonen: Jehiël, Zetam en Joël. Jehiël was het familiehoofd.

9. Simeï had drie zonen: Selomit, Haziël en Haran. Dat waren de familiehoofden van Ladan.

10. Simeï had vier kleinzonen: Jahat, Zina, Jeüs en Beria.

11. Jahat was het familiehoofd, daarna kwam Zina. Maar Jehus en Beria hadden niet veel zonen. Daarom werden zij samen als één familie gezien en als één groep beschouwd in het dienstrooster.

12. Kehat had vier zonen gehad: Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël.

13. De zonen van Amram waren: Aäron en Mozes. Aäron was door de Heer uitgekozen: hij en zijn zonen ná hem zouden voortaan de offers brengen voor de Heer en Hem dienen en zegenen.

14. De zonen van Mozes, de dienaar van God, waren Gersom en Eliëzer.

15. Zij werden gerekend tot de Levieten.

16. De zoon van Gersom was Sebuel, het familiehoofd.

17. De zoon van Eliëzer was Rehabja, het familiehoofd. Meer zonen had Eliëzer niet. Maar Rehabja had heel veel zonen en kleinzonen.

18. De zoon van Jizhar was Selomit, het familiehoofd.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 23