hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29

Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 23 BasisBijbel (BB)

De taken van de Levieten

1. Toen David oud geworden was en wist dat hij niet lang meer zou leven, maakte hij zijn zoon Salomo koning over Israël.

2. Hij riep alle leiders van Israël, de priesters en de Levieten bij elkaar.

3. Hij liet de Levieten tellen van 30 jaar en ouder. Het waren 38.000 mannen.

4. Hij zei: "Van jullie moeten 24.000 mannen toezicht houden op het werk in de tempel van de Heer. En 6000 van jullie zullen opzieners en rechters zijn.

5. Verder 4000 poortwachters. En 4000 muzikanten die de Heer prijzen met de muziekinstrumenten die ik daarvoor heb laten maken."

6. David verdeelde de Levieten in drie groepen: de groep van de familie van Gerson, de groep van de familie van Kehat en de groep van de familie van Merari.

7. Uit de familie van Gerson waren er Ladan en Simeï.

8. Ladan had drie zonen: Jehiël, Zetam en Joël. Jehiël was het familiehoofd.

9. Simeï had drie zonen: Selomit, Haziël en Haran. Dat waren de familiehoofden van Ladan.

10. Simeï had vier kleinzonen: Jahat, Zina, Jeüs en Beria.

11. Jahat was het familiehoofd, daarna kwam Zina. Maar Jehus en Beria hadden niet veel zonen. Daarom werden zij samen als één familie gezien en als één groep beschouwd in het dienstrooster.

12. Kehat had vier zonen gehad: Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël.

13. De zonen van Amram waren: Aäron en Mozes. Aäron was door de Heer uitgekozen: hij en zijn zonen ná hem zouden voortaan de offers brengen voor de Heer en Hem dienen en zegenen.

14. De zonen van Mozes, de dienaar van God, waren Gersom en Eliëzer.

15. Zij werden gerekend tot de Levieten.

16. De zoon van Gersom was Sebuel, het familiehoofd.

17. De zoon van Eliëzer was Rehabja, het familiehoofd. Meer zonen had Eliëzer niet. Maar Rehabja had heel veel zonen en kleinzonen.

18. De zoon van Jizhar was Selomit, het familiehoofd.

19. De zonen van Hebron waren: Jeria, het familiehoofd, zijn tweede zoon Amarja, zijn derde zoon Jahaziël, zijn vierde zoon Jekameam.

20. De zonen van Uzziël waren: Micha, het familiehoofd, en zijn tweede zoon Jissia.

21. Merari had twee zonen gehad: Mali en Musi. De zonen van Mali waren Eleazar en Kis.

22. Toen Eleazar stierf, had hij geen zonen, maar alleen dochters. Zij trouwden met hun neven, de zonen van Kis.

23. Musi had drie zonen: Mali, Eder en Jeremot.

24. Zij gaven leiding aan de Levieten die dienst gingen doen in de tempel van de Heer. Dat waren allemaal mannen van 20 jaar of ouder, ingedeeld volgens hun families.

25. Want David had gezegd: 'De Heer, de God van Israël, heeft zijn volk een eigen plek gegeven. Nu woont Hij voor altijd in Jeruzalem.

26. Nu hoeven de Levieten de tent en alles wat daarbij hoort niet meer te dragen.'

27. Eén van Davids laatste bevelen was daarom, dat [ voortaan ] de Levieten van 20 jaar en ouder geteld moesten worden.

28. Zij moesten de priesters helpen bij de dienst in de tempel van de Heer. Ze hadden het toezicht op de pleinen, de kamers, het schoonmaken van alle voorwerpen, en op alles wat er gedaan moest worden in de tempel van God.

29. Zo moesten ze ook zorgen voor de heilige broden, het meel voor de meel-offers, de ongegiste koeken, de bakplaat, het beslag en alle maatbekers waarmee gewogen werd.

30. En elke ochtend en avond moesten ze klaarstaan om de Heer te prijzen [ met liederen en muziek ].

31. Ook hielpen ze bij alle brand-offers van de heilige rustdagen, de nieuwe maand en de feesten. Ze werkten in groepen die elkaar aflosten volgens een vast rooster.

32. Ze hadden [ nu nog ] allemaal hun taak bij de tent van ontmoeting en zouden [ later ] de priesters helpen bij de dienst in de tempel van de Heer.