Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 23:14-30 BasisBijbel (BB)

14. De zonen van Mozes, de dienaar van God, waren Gersom en Eliëzer.

15. Zij werden gerekend tot de Levieten.

16. De zoon van Gersom was Sebuel, het familiehoofd.

17. De zoon van Eliëzer was Rehabja, het familiehoofd. Meer zonen had Eliëzer niet. Maar Rehabja had heel veel zonen en kleinzonen.

18. De zoon van Jizhar was Selomit, het familiehoofd.

19. De zonen van Hebron waren: Jeria, het familiehoofd, zijn tweede zoon Amarja, zijn derde zoon Jahaziël, zijn vierde zoon Jekameam.

20. De zonen van Uzziël waren: Micha, het familiehoofd, en zijn tweede zoon Jissia.

21. Merari had twee zonen gehad: Mali en Musi. De zonen van Mali waren Eleazar en Kis.

22. Toen Eleazar stierf, had hij geen zonen, maar alleen dochters. Zij trouwden met hun neven, de zonen van Kis.

23. Musi had drie zonen: Mali, Eder en Jeremot.

24. Zij gaven leiding aan de Levieten die dienst gingen doen in de tempel van de Heer. Dat waren allemaal mannen van 20 jaar of ouder, ingedeeld volgens hun families.

25. Want David had gezegd: 'De Heer, de God van Israël, heeft zijn volk een eigen plek gegeven. Nu woont Hij voor altijd in Jeruzalem.

26. Nu hoeven de Levieten de tent en alles wat daarbij hoort niet meer te dragen.'

27. Eén van Davids laatste bevelen was daarom, dat [ voortaan ] de Levieten van 20 jaar en ouder geteld moesten worden.

28. Zij moesten de priesters helpen bij de dienst in de tempel van de Heer. Ze hadden het toezicht op de pleinen, de kamers, het schoonmaken van alle voorwerpen, en op alles wat er gedaan moest worden in de tempel van God.

29. Zo moesten ze ook zorgen voor de heilige broden, het meel voor de meel-offers, de ongegiste koeken, de bakplaat, het beslag en alle maatbekers waarmee gewogen werd.

30. En elke ochtend en avond moesten ze klaarstaan om de Heer te prijzen [ met liederen en muziek ].

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 23