Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 23:13-25 BasisBijbel (BB)

13. De zonen van Amram waren: Aäron en Mozes. Aäron was door de Heer uitgekozen: hij en zijn zonen ná hem zouden voortaan de offers brengen voor de Heer en Hem dienen en zegenen.

14. De zonen van Mozes, de dienaar van God, waren Gersom en Eliëzer.

15. Zij werden gerekend tot de Levieten.

16. De zoon van Gersom was Sebuel, het familiehoofd.

17. De zoon van Eliëzer was Rehabja, het familiehoofd. Meer zonen had Eliëzer niet. Maar Rehabja had heel veel zonen en kleinzonen.

18. De zoon van Jizhar was Selomit, het familiehoofd.

19. De zonen van Hebron waren: Jeria, het familiehoofd, zijn tweede zoon Amarja, zijn derde zoon Jahaziël, zijn vierde zoon Jekameam.

20. De zonen van Uzziël waren: Micha, het familiehoofd, en zijn tweede zoon Jissia.

21. Merari had twee zonen gehad: Mali en Musi. De zonen van Mali waren Eleazar en Kis.

22. Toen Eleazar stierf, had hij geen zonen, maar alleen dochters. Zij trouwden met hun neven, de zonen van Kis.

23. Musi had drie zonen: Mali, Eder en Jeremot.

24. Zij gaven leiding aan de Levieten die dienst gingen doen in de tempel van de Heer. Dat waren allemaal mannen van 20 jaar of ouder, ingedeeld volgens hun families.

25. Want David had gezegd: 'De Heer, de God van Israël, heeft zijn volk een eigen plek gegeven. Nu woont Hij voor altijd in Jeruzalem.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 23