Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 11:3-11 BasisBijbel (BB)

3. Zo kwamen alle leiders van Israël naar de koning in Hebron. En koning David sloot een verbond tussen hemzelf, het volk en de Heer. En ze zalfden David tot koning van [ heel ] Israël. Zo gebeurde wat de Heer al door Samuel over David had gezegd.

4. Toen trok David met zijn leger Israëlieten naar Jeruzalem (dat is Jebus). Daar woonden de Jebusieten, de bewoners van dat gebied.

5. De bewoners van Jebus hadden tegen David gezegd: "U komt hier niet binnen!" Maar David veroverde de burcht Sion en noemde die 'Stad van David.'

6. David had gezegd: "Wie de Jebusieten de eerste slag toebrengt, wordt aanvoerder van mijn leger." Omdat Joab, de zoon van Seruja, het eerst naar boven klom en in de stad kwam, werd hij Davids legeraanvoerder.

7. David ging in de burcht wonen. Daarom werd die de 'Stad van David' genoemd.

8. Hij bouwde er muren omheen, vanaf Millo helemaal rondom de burcht. Joab herstelde de rest van de stad.

9. David werd steeds machtiger, want de Heer, de God van de hemelse legers, was met hem.

10. Dit zijn de aanvoerders van Davids helden. Zij hebben hem samen met de Israëlieten geholpen om koning te worden. Zo werd werkelijkheid wat de Heer over David had gezegd.

11. Dit zijn de namen van Davids helden: Jasobam, de zoon van Hachmoni. Hij was de aanvoerder van de 30 helden. Hij had ooit in zijn eentje met zijn speer 300 vijanden gedood.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 11