Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 11:21-31 BasisBijbel (BB)

21. Hij was één van de beroemdste van de 30 helden, maar niet zo beroemd als de eerste drie.

22. Verder was er Benaja, de zoon van Jojada, die een zoon was van een dapper man uit Kabzeël. Hij had de twee grote helden van Moab verslagen. Ook liet hij zich op een dag dat er sneeuw lag, in een kuil zakken en doodde daarin een leeuw.

23. Hij had ook een Egyptenaar gedood, een man van 5 el [ (2 m) ] lang. De Egyptenaar had een speer in zijn hand die zo lang en zo dik was als de boom van een weefgetouw. Maar Benaja ging met een stok op hem af en rukte de speer uit de hand van de Egyptenaar. Daarna doodde hij hem met zijn eigen speer.

24. Dit heeft Benaja gedaan. Hij werd erg bewonderd.

25. Hij was één van de beroemdste van de 30 helden, maar niet zo beroemd als de eerste drie. David had hem aanvoerder van zijn lijfwacht gemaakt.

26. De andere dappere helden waren: Asaël, de broer van Joab. Elhanan, de zoon van Dodo uit Betlehem.

27. Samma uit Harod. Helez uit Pelet.

28. Ira de zoon van Ikkes uit Tekoa. Abiëzer uit Anatot.

29. Sibbechai uit Husa. Ilai uit Ahoha.

30. Maharai uit Netofa. Heleb de zoon van Baëna uit Netofa.

31. Itai de zoon van Ribai uit Gibea van de stam van Benjamin. Benaja uit Piraton.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 11