Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Tessalonicenzen 1:1-6 BasisBijbel (BB)

1. Deze brief is van Paulus, Silvanus [ (= Silas ) ] en Timoteüs. Wij doen de groeten aan de gelovigen in Tessalonika. Jullie horen bij God de Vader en bij de Heer Jezus Christus . Ik bid dat onze God en Vader in alles goed voor jullie zal zijn. En dat jullie vol zullen zijn van de vrede van God de Vader en van de Heer Jezus Christus.

2. Elke keer als we voor jullie bidden, danken we God voor jullie.

3. Want steeds weer moeten we eraan denken, hoe goed jullie geloof en jullie liefde te zien zijn aan wat jullie doen. En jullie hebben een groot vertrouwen in de Heer Jezus Christus.

4. We weten, broeders en zusters, dat God van jullie houdt en jullie heeft uitgekozen [ om bij Hem te horen ].

5. Want toen we jullie het goede nieuws kwamen vertellen, kwamen we niet alleen met woorden. We kwamen met de kracht van God en met de Heilige Geest, vol zekerheid. Jullie weten trouwens zelf op welke manier we jullie hebben gediend.

6. En jullie zijn net zo gaan leven als wij en als de Heer Zelf. Jullie hebben het woord van God geloofd, ook al werden jullie er erg om vervolgd. Jullie geloofden onze boodschap met de blijdschap van de Heilige Geest.

Lees verder hoofdstuk 1 Tessalonicenzen 1