Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 7:60-63 Statenvertaling (SV1750)

60. Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee en negentig.

61. Ook togen dezen op van Thel-melah, Thel-harsa, Cherub, Addon en Immer; maar zij konden hunner vaderen huis, en hun zaad niet tonen, of zij uit Israel waren;

62. De kinderen van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd twee en veertig.

63. En van de priesteren, de kinderen van Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, die een vrouw van de dochteren van Barzillai, den Gileadiet, genomen had, en naar hun naam genoemd was.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 7