Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 7:6-23 Statenvertaling (SV1750)

6. Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen uit de gevangenis der weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had, en die wedergekeerd zijn naar Jeruzalem en naar Juda, een iegelijk tot zijn stad;

7. Dewelke kwamen met Zerubbabel, Jesua, Nehemia, Azaria, Raamja, Nahamani, Mordechai, Bilsan, Mispereth, Bigvai, Nehum en Baena. Dit is het getal der mannen van het volk van Israel.

8. De kinderen van Parhos waren twee duizend, honderd twee en zeventig;

9. De kinderen van Sefatja, driehonderd twee en zeventig;

10. De kinderen van Arach, zeshonderd twee en vijftig;

11. De kinderen van Pahath-moab, van de kinderen van Jesua en Joab, twee duizend, achthonderd en achttien;

12. De kinderen van Elam, duizend, tweehonderd vier en vijftig;

13. De kinderen van Zatthu, achthonderd vijf en veertig;

14. De kinderen van Zakkai, zevenhonderd en zestig;

15. De kinderen van Binnui, zeshonderd acht en veertig;

16. De kinderen van Bebai, zeshonderd acht en twintig;

17. De kinderen van Azgad, twee duizend, driehonderd twee en twintig;

18. De kinderen van Adonikam, zeshonderd zeven en zestig;

19. De kinderen van Bigvai, twee duizend, zeven en zestig;

20. De kinderen van Adin, zeshonderd vijf en vijftig;

21. De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig;

22. De kinderen van Hassum, driehonderd acht en twintig;

23. De kinderen van Bezai, driehonderd vier en twintig;

Lees verder hoofdstuk Nehemia 7