Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 7:16-32 Statenvertaling (SV1750)

16. De kinderen van Bebai, zeshonderd acht en twintig;

17. De kinderen van Azgad, twee duizend, driehonderd twee en twintig;

18. De kinderen van Adonikam, zeshonderd zeven en zestig;

19. De kinderen van Bigvai, twee duizend, zeven en zestig;

20. De kinderen van Adin, zeshonderd vijf en vijftig;

21. De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig;

22. De kinderen van Hassum, driehonderd acht en twintig;

23. De kinderen van Bezai, driehonderd vier en twintig;

24. De kinderen van Harif, honderd en twaalf;

25. De kinderen van Gibeon, vijf en negentig;

26. De mannen van Bethlehem en Netofa, honderd acht en tachtig;

27. De mannen van Anathoth, honderd acht en twintig;

28. De mannen van Beth-azmaveth, twee en veertig;

29. De mannen van Kirjath-jearim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig;

30. De mannen van Rama en Gaba, zeshonderd en twintig;

31. De mannen van Michmas, honderd twee en twintig;

32. De mannen van Beth-el en Ai, honderd drie en twintig;

Lees verder hoofdstuk Nehemia 7