Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 3:51-58 Statenvertaling (SV1750)

51. Ain. Mijn oog doet mijn ziele moeite aan, vanwege al de dochteren mijner stad.

52. Tsade. Die mijn vijanden zijn zonder oorzaak, hebben mij als een vogeltje dapperlijk gejaagd.

53. Tsade. Zij hebben mijn leven in een kuil uitgeroeid, en zij hebben een steen op mij geworpen.

54. Tsade. De wateren zwommen over mijn hoofd; ik zeide: Ik ben afgesneden!

55. Koph. HEERE! Ik heb Uw Naam aangeroepen uit den ondersten kuil.

56. Koph. Gij hebt mijn stem gehoord, verberg Uw oor niet voor mijn zuchten, voor mijn roepen.

57. Koph. Gij hebt U genaderd ten dage, als ik U aanriep; Gij hebt gezegd: Vrees niet!

58. Resch. HEERE! Gij hebt de twistzaken mijner ziel getwist, Gij hebt mijn leven verlost.

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 3