Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 3:49-55 Statenvertaling (SV1750)

49. Ain. Mijn oog vliet, en kan niet ophouden, omdat er geen rust is;

50. Ain. Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe, en het zie.

51. Ain. Mijn oog doet mijn ziele moeite aan, vanwege al de dochteren mijner stad.

52. Tsade. Die mijn vijanden zijn zonder oorzaak, hebben mij als een vogeltje dapperlijk gejaagd.

53. Tsade. Zij hebben mijn leven in een kuil uitgeroeid, en zij hebben een steen op mij geworpen.

54. Tsade. De wateren zwommen over mijn hoofd; ik zeide: Ik ben afgesneden!

55. Koph. HEERE! Ik heb Uw Naam aangeroepen uit den ondersten kuil.

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 3