Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 27:25-34 Statenvertaling (SV1750)

25. En over de schatten des konings was Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten op het land, in de steden, en in de dorpen, en in de torens, was Jonathan, de zoon van Uzzia.

26. En over die, die het akkerwerk deden, in de landbouwing, was Ezri, de zoon van Chelub.

27. En over de wijngaarden was Simei, de Ramathiet; maar over hetgeen dat van de wijnstokken kwam tot de schatten des wijns, was Zabdi, de Sifmiet.

28. En over de olijfgaarden en de wilde vijgebomen, die in de laagte waren, was Baal-hanan, de Gederiet; maar Joas was over de schatten der olie.

29. En over de runderen, die in Saron weidden, was Sitrai, de Saroniet; maar over de runderen in de laagten, was Safat, de zoon van Adlai.

30. En over de kemelen was Obil, de Ismaeliet; en over de ezelinnen was Jechdeja, de Meronothiet.

31. En over het kleine vee was Jaziz, de Hageriet. Alle dezen waren oversten over de have, die de koning David had.

32. En Jonathan, Davids oom, was raad, een verstandig man; hij was ook schrijver; Jehiel nu, de zoon van Hachmoni, was bij de zonen des konings.

33. En Achitofel was raad des konings; en Husai, de Archiet, was des konings vriend.

34. En na Achitofel was Jojada, de zoon van Benaja, en Abjathar; maar Joab was des konings krijgsoverste.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 27