10. Het derde voor Zakkur; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
11. Het vierde voor Jizri; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
12. Het vijfde voor Nethanja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
13. Het zesde voor Bukkia; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
14. Het zevende voor Jesarela; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
15. Het achtste voor Jesaja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
16. Het negende voor Mattanja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
17. Het tiende voor Simei; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
18. Het elfde voor Azareel; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.
19. Het twaalfde voor Hasabja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf.