Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 22:47-51 Statenvertaling (SV1750)

47. (22:48) Toen was er geen koning in Edom, maar een stadhouder des konings.

48. (22:49) En Josafat maakte schepen van Tharsis, om naar Ofir te gaan om goud; maar zij gingen niet, want de schepen werden gebroken te Ezeon-geber.

49. (22:50) Toen zeide Ahazia, de zoon van Achab, tot Josafat: Laat mijn knechten met uw knechten op de schepen varen; maar Josafat wilde niet.

50. (22:51) En Josafat ontsliep met zijn vaderen, en werd bij zijn vaderen begraven in de stad van zijn vader David; en zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats.

51. (22:52) Ahazia, de zoon van Achab, werd koning over Israel te Samaria, in het zeventiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en regeerde twee jaren over Israel.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 22