Oude Testament

Nieuwe Testament

Markus 10:2-16 Statenvertaling (SV1750)

2. En de Farizeen, tot Hem komende, vraagden Hem, of het een man geoorloofd is, zijn vrouw te verlaten, Hem verzoekende.

3. Maar Hij antwoordende, zeide tot hen: Wat heeft u Mozes geboden?

4. En zij zeiden: Mozes heeft toegelaten een scheidbrief te schrijven, en haar te verlaten.

5. En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Vanwege de hardigheid uwer harten heeft hij ulieden dat gebod geschreven.

6. Maar van het begin der schepping heeft ze God man en vrouw gemaakt.

7. Daarom zal een mens zijn vader en zijn moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen;

8. En die twee zullen tot een vlees zijn, alzo dat zij niet meer twee zijn, maar een vlees.

9. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.

10. En in het huis vraagden Hem Zijn discipelen wederom van hetzelve.

11. En Hij zeide tot hen: Zo wie zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel tegen haar.

12. En indien een vrouw haar man zal verlaten, en met een anderen trouwen, die doet overspel.

13. En zij brachten kinderkens tot Hem, opdat Hij ze aanraken zou; en de discipelen bestraften degenen, die ze tot Hem brachten.

14. Maar Jezus, dat ziende, nam het zeer kwalijk, en zeide tot hen: Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert ze niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods.

15. Voorwaar zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt, gelijk een kindeken, die zal in hetzelve geenszins ingaan.

16. En Hij omving ze met Zijn armen, en de handen op hen gelegd hebbende, zegende Hij dezelve.

Lees verder hoofdstuk Markus 10