Oude Testament

Nieuwe Testament

Markus 1:22-31 Statenvertaling (SV1750)

22. En zij versloegen zich over Zijn leer; want Hij leerde hen, als machthebbende, en niet als de Schriftgeleerden.

23. En er was in hun synagoge een mens, met een onreinen geest, en hij riep uit,

24. Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus Nazarener, zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods.

25. En Jezus bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en ga uit van hem.

26. En de onreine geest, hem scheurende, en roepende met een grote stem, ging uit van hem.

27. En zij werden allen verbaasd, zodat zij onder elkander vraagden, zeggende: Wat is dit? Wat nieuwe leer is deze, dat Hij met macht ook den onreinen geesten gebiedt, en zij Hem gehoorzaam zijn!

28. En Zijn gerucht ging terstond uit, in het gehele omliggende land van Galilea.

29. En van stonde aan uit de synagoge gegaan zijnde, kwamen zij in het huis van Simon en Andreas, met Jakobus en Johannes.

30. En Simons vrouws moeder lag met de koorts; en terstond zeiden zij Hem van haar.

31. En Hij, tot haar gaande, vatte haar hand, en richtte ze op; en terstond verliet haar de koorts, en zij diende henlieden.

Lees verder hoofdstuk Markus 1