Oude Testament

Nieuwe Testament

Markus 1:19-26 Statenvertaling (SV1750)

19. En van daar een weinig voortgegaan zijnde, zag Hij Jakobus, den zoon van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder, en dezelven in het schip hun netten vermakende.

20. En terstond riep Hij hen; en zij, latende hun vader Zebedeus in het schip, met de huurlingen, zijn Hem nagevolgd.

21. En zij kwamen binnen Kapernaum; en terstond op den sabbatdag in de synagoge gegaan zijnde, leerde Hij.

22. En zij versloegen zich over Zijn leer; want Hij leerde hen, als machthebbende, en niet als de Schriftgeleerden.

23. En er was in hun synagoge een mens, met een onreinen geest, en hij riep uit,

24. Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus Nazarener, zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods.

25. En Jezus bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en ga uit van hem.

26. En de onreine geest, hem scheurende, en roepende met een grote stem, ging uit van hem.

Lees verder hoofdstuk Markus 1