Oude Testament

Nieuwe Testament

Lukas 1:66-75 Statenvertaling (SV1750)

66. En allen, die het hoorden, namen het ter harte, zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen? En de hand des Heeren was met hem.

67. En Zacharias, zijn vader, werd vervuld met den Heiligen Geest, en profeteerde, zeggende:

68. Geloofd zij de Heere, de God Israels, want Hij heeft bezocht, en verlossing te weeg gebracht Zijn volke;

69. En heeft een hoorn der zaligheid ons opgericht, in het huis van David, Zijn knecht;

70. Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn;

71. Namelijk een verlossing van onze vijanden, en van de hand al dergenen, die ons haten;

72. Opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen, en gedachtig ware aan Zijn heilig verbond;

73. En aan den eed, dien Hij Abraham, onzen vader, gezworen heeft, om ons te geven.

74. Dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreze.

75. In heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens.

Lees verder hoofdstuk Lukas 1