Oude Testament

Nieuwe Testament

Hebreeën 7:11-13 Statenvertaling (SV1750)

11. Indien dan nu de volkomenheid door het Levietische priesterschap ware (want onder hetzelve heeft het volk de wet ontvangen), wat nood was het nog, dat een ander priester naar de ordening van Melchizedek zou opstaan, en die niet zou gezegd worden te zijn naar de ordening van Aaron?

12. Want het priesterschap veranderd zijnde, zo geschiedt er ook noodzakelijk verandering der wet.

13. Want Hij, op Wien deze dingen gezegd worden, behoort tot een anderen stam, van welken niemand zich tot het altaar begeven heeft.

Lees verder hoofdstuk Hebreeën 7