Oude Testament

Nieuwe Testament

Hebreeën 10:2-8 Statenvertaling (SV1750)

2. Anderszins zouden zij opgehouden hebben, geofferd te worden, omdat degenen, die den dienst pleegden, geen geweten meer zouden hebben der zonden, eenmaal gereinigd geweest zijnde;

3. Maar nu geschiedt in dezelve alle jaren weder gedachtenis der zonden.

4. Want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneme.

5. Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid;

6. Brandofferen en offer voor de zonde hebben U niet behaagd.

7. Toen sprak Ik: Zie, Ik kom (in het begin des boeks is van Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God!

8. Als Hij te voren gezegd had: Slachtoffer, en offerande, en brandoffers, en offer voor de zonde hebt Gij niet gewild, noch hebben U behaagd (dewelke naar de wet geofferd worden);

Lees verder hoofdstuk Hebreeën 10