3. Welke, Petrus en Johannes ziende, als zij in den tempel zouden ingaan, bad, dat hij een aalmoes mocht ontvangen.
4. En Petrus, sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie op ons.
5. En hij hield de ogen op hen, verwachtende, dat hij iets van hen zou ontvangen.
6. En Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geve ik u; in den Naam van Jezus Christus, den Nazarener, sta op en wandel!