Oude Testament

Nieuwe Testament

Zacharia 8:12-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Want het zaad gedijt, de wijnstok geeft zijn vrucht, het land geeft zijn opbrengst en de hemel geeft zijn dauw; en Ik doe het overblijfsel van dit volk dit alles beërven.

13. Gelijk gij onder de volken een vervloeking geweest zijt, o huis van Juda en huis van Israël, zo zult gij, doordat Ik u heil schenk, een zegen worden; vreest niet, laten uw handen sterk zijn.

14. Want zo zegt de Here der heerscharen: Zoals Ik Mij voorgenomen had u kwaad te doen, toen uw vaderen Mij vertoornden, zegt de Here der heerscharen, en het Mij niet berouwde,

15. zo heb Ik in deze dagen Mij weer voorgenomen Jeruzalem en het huis van Juda wèl te doen; vreest niet!

16. Dit moet gij doen: spreekt waarheid onder elkander, oefent eerlijke en heilzame rechtspraak uit in uw poorten;

17. beraamt in uw hart elkanders onheil niet, en hebt geen valse eed lief, want dit alles haat Ik, luidt het woord des Heren.

18. Ook kwam het woord van de Here der heerscharen tot mij:

19. Zo zegt de Here der heerscharen: Het vasten der vierde, vijfde, zevende en tiende maand zal voor het huis van Juda worden tot vrolijkheid en vreugde, ja tot blijde feesten; hebt dan de waarheid en de vrede lief.

20. Zo zegt de Here der heerscharen: Wederom zullen er volken komen en inwoners van vele steden,

21. en de inwoners van de ene zullen zich begeven naar die van de andere, en zeggen: Laten wij toch heengaan om de gunst des Heren af te smeken en om de Here der heerscharen te zoeken; ook ik wil gaan.

22. Ja, vele natiën en machtige volken zullen komen om de Here der heerscharen te Jeruzalem te zoeken en de gunst des Heren af te smeken.

23. Zo zegt de Here der heerscharen: In die dagen zullen tien mannen uit volken van allerlei taal vastgrijpen, ja vastgrijpen de slip van een Judeese man, en zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.

Lees verder hoofdstuk Zacharia 8