Oude Testament

Nieuwe Testament

Zacharia 8:10-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Want vóór die tijd was er voor geen mens iets te verdienen en het vee leverde niets op; ook was de gaande en de komende man niet veilig voor de vijand; ja, Ik zette alle mensen tegen elkaar op.

11. Maar nu ben Ik voor het overblijfsel van dit volk niet meer zoals in de vorige dagen, luidt het woord van de Here der heerscharen.

12. Want het zaad gedijt, de wijnstok geeft zijn vrucht, het land geeft zijn opbrengst en de hemel geeft zijn dauw; en Ik doe het overblijfsel van dit volk dit alles beërven.

13. Gelijk gij onder de volken een vervloeking geweest zijt, o huis van Juda en huis van Israël, zo zult gij, doordat Ik u heil schenk, een zegen worden; vreest niet, laten uw handen sterk zijn.

14. Want zo zegt de Here der heerscharen: Zoals Ik Mij voorgenomen had u kwaad te doen, toen uw vaderen Mij vertoornden, zegt de Here der heerscharen, en het Mij niet berouwde,

15. zo heb Ik in deze dagen Mij weer voorgenomen Jeruzalem en het huis van Juda wèl te doen; vreest niet!

Lees verder hoofdstuk Zacharia 8