Oude Testament

Nieuwe Testament

Zacharia 11:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Open uw deuren, o Libanon, opdat het vuur uw ceders vertere!

2. Jammer, gij cypres, omdat de ceder gevallen is, en de geweldige bomen verwoest zijn; jammert, gij eiken van Basan, omdat het ondoordringbare woud is neergestort.

3. Hoor, het gejammer der herders, omdat hun heerlijkheid verwoest is; hoor, het gebrul der jonge leeuwen, omdat de pronk van de Jordaan verwoest is.

4. Zo zeide de Here, mijn God: Weid de slachtschapen;

5. hun kopers slachten ze zonder dat zij zich schuldig voelen; hun verkopers zeggen: geprezen zij de Here, omdat ik rijk word; hun herders sparen ze niet.

6. Want Ik zal de bewoners der aarde niet langer sparen, luidt het woord des Heren; zie, Ik lever de mensen over, allen in de macht van hun naaste en in de macht van hun koning; en zij zullen de aarde tot een woestenij maken, en Ik zal uit hun macht niet redden.

Lees verder hoofdstuk Zacharia 11