Oude Testament

Nieuwe Testament

Zacharia 1:8-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Deze nacht heb ik een gezicht gehad: zie, een man, gezeten op een rood paard, en staande tussen de mirten in de diepte, en achter hem rode, voskleurige en witte paarden.

9. Toen vroeg ik: Wat betekent dit, mijn heer? en de engel die met mij sprak, zeide tot mij: Ik zal u tonen, wat dit betekent.

10. Hierop antwoordde de man die tussen de mirten stond, en zeide: Dit zijn zij, die de Here heeft gezonden om de aarde te doorkruisen.

11. En zij antwoordden de Engel des Heren, die tussen de mirten stond, en zeiden: Wij hebben de aarde doorkruist en zie, de gehele aarde verkeert in volkomen rust.

12. Toen nam de Engel des Heren het woord en zeide: Here der heerscharen, hoelang nog zult Gij zonder erbarmen zijn over Jeruzalem en over de steden van Juda, waarop Gij nu reeds zeventig jaren toornig zijt?

13. De Here antwoordde daarop de engel die met mij sprak, met goede woorden, troostrijke woorden.

14. Vervolgens zeide tot mij de engel die met mij sprak: Predik: zo zegt de Here der heerscharen: Ik ben voor Jeruzalem en voor Sion in grote ijver ontbrand,

15. maar Ik ben zeer toornig op de overmoedige volken, die, terwijl Ik maar een weinig vertoornd was, meehielpen ten kwade.

Lees verder hoofdstuk Zacharia 1