Oude Testament

Nieuwe Testament

Zacharia 1:15-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. maar Ik ben zeer toornig op de overmoedige volken, die, terwijl Ik maar een weinig vertoornd was, meehielpen ten kwade.

16. Daarom, zo zegt de Here: Ik keer in erbarming tot Jeruzalem weder; mijn huis zal daarin gebouwd worden, luidt het woord van de Here der heerscharen, en het meetsnoer zal over Jeruzalem gespannen worden.

17. Predik verder: Zo zegt de Here der heerscharen: Wederom zullen mijn steden overvloeien van het goede; nóg zal de Here Sion troosten, Jeruzalem nóg verkiezen.

18. En ik sloeg mijn ogen op en ik zag toe, en zie, vier horens.

19. Toen vroeg ik de engel die met mij sprak: Wat betekent dit? Hij zeide daarop tot mij: Dit zijn de horens die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben.

20. Vervolgens deed de Here mij vier smeden zien.

21. Toen vroeg ik: Wat komen dezen doen? En hij zeide: Dat waren dus de horens die Juda zo verstrooid hebben, dat niemand zijn hoofd kon opheffen; maar zij zijn gekomen om hen te verschrikken, om neer te slaan de horens van de volken, die hun horen hebben verheven tegen het land Juda, om het te verstrooien.

Lees verder hoofdstuk Zacharia 1