Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 8:28-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. toen Hij de wolken daarboven bevestigde,en de bronnen van de oceaan met kracht opborrelden,

29. toen Hij aan de zee haar perk stelde,opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden,en Hij de grondslagen der aarde bepaalde,

30. toen was ik een troetelkind bij Hem,ik was een en al verrukking dag aan dag,te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht,

31. mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk,en mijn vreugde was met de mensenkinderen.

32. Nu dan, zonen, luistert naar mij,want welzalig zijn zij die mijn wegen bewaren.

33. Hoort naar de vermaning, dan wordt gij wijs,slaat haar niet in de wind.

34. Welzalig de mens die naar mij luistert,dag aan dag wachthoudende aan mijn deuren,bewakende de posten van mijn poorten.

35. Want wie mij vindt, heeft het leven gevonden,hij heeft van de Here welgevallen verkregen.

36. Maar wie mij mist, doet zijn leven geweld aan;allen die mij haten, hebben de dood lief.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 8