Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 8:13-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. De vreze des Heren is het kwade te haten;hoogmoed en trots en boze wandelen een mond vol draaierijen haat ik.

14. Mijner zijn raad en overleg,ik ben het inzicht; mijner is de kracht.

15. Door mij regeren de koningenen verordenen de machthebbers recht.

16. Door mij heersen de vorstenen de edelen, al de rechters der aarde.

17. Ik heb lief wie mij liefhebben,wie mij ijverig zoeken, zullen mij vinden.

18. Rijkdom en eer zijn bij mij,duurzaam goed en gerechtigheid.

19. Mijn vrucht is meer waard dan goud, ja dan gelouterd goud,mijn opbrengst meer dan uitgelezen zilver.

20. Ik wandel op het pad van de gerechtigheid,midden op de wegen van het recht,

21. om hen die mij liefhebben, bezit te doen beërven;hun schatkamers zal ik vullen.

22. De Here heeft mij tot aanzijn geroepenals het begin van zijn wegen,vóór zijn werken van ouds af.

23. Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd,van den beginne, eer de aarde bestond.

24. Toen er nog geen oceaan was, ben ik geboren,toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 8