Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 7:7-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. en ik zag rond onder de onverstandigen,ik merkte onder de jongelieden een verstandeloze knaap,

8. die over de straat ging, dicht bij haar hoek,en in de richting van haar huis stapte,

9. in de schemering, aan de avond van de dag,ten tijde van de nacht en de donkerheid;

10. en zie, daar ontmoet hem zulk een vrouw,in hoerenkledij en listig van hart.

11. Zij is luidruchtig en losbandig,haar voeten blijven niet in haar huis.

12. Nu eens op de straat, dan weer op de pleinen,en bij elke hoek loert zij,

13. en zij grijpt hem aan en kust hem;met een onbeschaamd gezicht zegt zij tot hem:

14. Vredeoffers moest ik brengen,heden heb ik mijn geloften betaald.

15. Daarom ben ik uitgegaan, u tegemoet,om u te zoeken, en ik heb u gevonden.

16. Met dekens heb ik mijn bed bedekt,met bonte spreien van Egyptisch linnen.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 7