Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 7:13-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. en zij grijpt hem aan en kust hem;met een onbeschaamd gezicht zegt zij tot hem:

14. Vredeoffers moest ik brengen,heden heb ik mijn geloften betaald.

15. Daarom ben ik uitgegaan, u tegemoet,om u te zoeken, en ik heb u gevonden.

16. Met dekens heb ik mijn bed bedekt,met bonte spreien van Egyptisch linnen.

17. Ik heb mijn leger besprenkeldmet mirre, aloë en kaneel.

18. Kom, laat ons zwelgen in minne tot de morgen toe,en genieten van liefde.

19. Want mijn man is niet thuis,hij heeft een verre reis ondernomen;

20. een buidel geld heeft hij met zich meegenomen,tegen de dag der volle maan zal hij thuiskomen.

21. Zij haalde hem over door haar redenering,met haar gladde lippen verleidde zij hem.

22. Argeloos liep hij haar naals een rund dat naar de slachtbank gaat,als een dwaas in boeien geslagen,

23. totdat een pijl zijn lever doorboorde;gelijk een vogel zich haast naar het klapnet,zonder te weten, dat het tegen zijn leven gericht is.

24. Nu dan, zonen, luistert naar mij,slaat acht op de redenen van mijn mond.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 7