Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 7:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Mijn zoon, bewaar mijn redenenen leg mijn geboden bij u weg.

2. Bewaar mijn geboden en leef,en mijn onderwijzing als uw oogappel.

3. Bind ze aan uw vingers,schrijf ze op de tafel van uw hart.

4. Zeg tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster,en noem het verstand (uw) vertrouweling,

5. om u te bewaren voor de vreemde vrouw,voor de onbekende, die gladde woorden spreekt.

6. Want ik keek eens uit het raam van mijn huis,door mijn tralievenster,

7. en ik zag rond onder de onverstandigen,ik merkte onder de jongelieden een verstandeloze knaap,

8. die over de straat ging, dicht bij haar hoek,en in de richting van haar huis stapte,

9. in de schemering, aan de avond van de dag,ten tijde van de nacht en de donkerheid;

10. en zie, daar ontmoet hem zulk een vrouw,in hoerenkledij en listig van hart.

11. Zij is luidruchtig en losbandig,haar voeten blijven niet in haar huis.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 7