Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 6:17-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. hoogmoedige ogen, een valse tong,handen die onschuldig bloed vergieten,

18. een hart dat heilloze plannen smeedt,voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen,

19. wie leugens uitblaast als een vals getuigeen wie twist stookt tussen broeders.

20. Bewaar, mijn zoon, het gebod van uw vaderen verwerp de onderwijzing van uw moeder niet.

21. Bind ze bestendig op uw hart,hang ze om uw hals.

22. Als gij op weg zijt, moge het u leiden;als gij u nederlegt, moge het over u waken,als gij wakker wordt, moge het u toespreken.

23. Want het gebod is een lampen de onderwijzing een licht,de vermaningen der tucht zijn een weg ten leven,

24. om u te bewaren voor de slechte vrouw,voor de gladde tong der onbekende.

25. Begeer haar schoonheid niet in uw hart,laat zij u niet vangen met haar wimpers.

26. Want ter wille van een hoer(vervalt men) tot een schamel stuk brood,en eens anders vrouw maakt jacht op een kostbaar leven.

27. Zal iemand vuur in zijn boezem halen,zonder dat zijn klederen in brand geraken?

28. Of zal iemand op gloeiende kolen lopen,zonder dat zijn voeten verbranden?

29. Aldus hij, die tot de vrouw van zijn naaste komt;niemand die haar aanraakt, gaat vrijuit.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 6