Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 4:12-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Bij uw wandelen zal uw schrede niet belemmerd worden,wanneer gij loopt, zult gij niet struikelen.

13. Houd vast aan de tucht, laat haar niet los,bewaar haar, want zij is uw leven.

14. Kom niet op het pad der goddelozen,betreed de weg der bozen niet.

15. Mijd die, ga er niet over;wijk ervan af en ga voorbij.

16. Want zij kunnen niet slapen,wanneer zij geen kwaad kunnen doen;hun slaap wordt hun ontnomen,wanneer zij niet iemand kunnen doen struikelen;

17. want zij eten brood der goddeloosheiden drinken wijn van gewelddadigheid.

18. Maar het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht,dat steeds helderder straalt tot de volle dag.

19. De weg der goddelozen is als duisternis;zij weten niet, waarover zij kunnen struikelen.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 4