Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 30:6-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Doe niets aan zijn woorden toe,opdat Hij u niet terechtwijzeen gij een leugenaar bevonden wordt.

7. Twee dingen vraag ik van U,onthoud ze mij niet, voordat ik sterf:

8. houd valsheid en leugentaal verre van mij,geef mij armoede noch rijkdom,voed mij met het brood, mij toebedeeld;

9. opdat ik, verzadigd zijnde, U niet verloocheneen zegge: Wie is de Here?noch ook, verarmd zijnde, steleen mij aan de naam van mijn God vergrijpe.

10. Belaster een knecht niet bij zijn heer,opdat hij u niet vloeke en gij ervoor moet boeten,

11. Er is een geslacht, dat zijn vader vervloekten zijn moeder niet zegent,

12. een geslacht, dat rein is in eigen ogen,maar niet van zijn vuil is gewassen;

Lees verder hoofdstuk Spreuken 30