Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 3:26-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Want de Here zal uw betrouwen zijn,Hij zal uw voet bewaren, zodat hij niet gegrepen wordt.

27. Onthoud het goed niet aan wie het toekomt,terwijl het in uw macht is het te doen.

28. Zeg niet tot uw naaste: Ga heen en kom terug,morgen zal ik geven – terwijl gij het hebt.

29. Smeed geen kwaad tegen uw naaste,terwijl hij in goed vertrouwen met u verkeert.

30. Twist niet met iemand zonder oorzaak,indien hij u geen kwaad heeft gedaan.

31. Wees niet afgunstig op een man van gewelden verkies geen enkele van zijn wegen,

32. want de Here verafschuwt de verkeerde,maar met de oprechten gaat Hij vertrouwelijk om.

33. De vloek des Heren is in het huis des goddelozen,maar de woning der rechtvaardigen zegent Hij.

34. Wanneer Hij met spotters te doen heeft, spot Hij zelf,maar de nederigen geeft Hij genade.

35. De wijzen beërven eer,maar de dwazen laden schande op zich.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 3