Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 29:3-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Wie wijsheid liefheeft, verheugt zijn vader;maar wie met hoeren verkeert, brengt zijn vermogen door.

4. Door recht houdt een koning het land staande,maar een afperser richt het te gronde.

5. Een man die zijn naaste vleit,spreidt een net uit voor zijn schreden.

6. In de overtreding van de boze ligt een valstrik,maar de rechtvaardige zal jubelen en vrolijk zijn.

7. De rechtvaardige erkent het recht van de geringen,de goddeloze heeft daar geen weet van.

8. Overmoedigen brengen de stad in onrust,maar wijzen doen de toorn bedaren.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 29