Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 29:18-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Indien openbaring ontbreekt, verwildert het volk,maar heil hem die de wet bewaart.

19. Met woorden wordt een slaaf niet in tucht gehouden,want al verstaat hij ze, hij stoort zich er niet aan.

20. Ziet gij iemand die met zijn woorden te haastig is,voor een dwaas is meer hoop dan voor hem.

21. Wie zijn slaaf van jongs af verwent,voor die zal het einde weerbarstigheid zijn.

22. Een opvliegend man verwekt twisten de driftkop begaat vele misdaden.

23. Eens mensen hoogmoed vernedert hem,maar een nederige van geest zal eer ontvangen.

24. Wie met een dief deelt, haat zichzelf;al hoort hij de vloek, toch geeft hij de zaak niet aan.

25. Vrees voor mensen spant een strik,maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar.

26. Velen zoeken de gunst van een heerser,maar van de Here ontvangt de mens zijn recht.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 29