22. Een man, boos van oog, hunkert naar rijkdom,en hij weet niet, dat gebrek hem zal overkomen.
23. Wie een ander vermaant, zal later meer dank oogstendan wie vleit met gladde tong.
24. Wie zijn vader en zijn moeder iets ontrooften denkt: het is geen zonde,die is een metgezel van de misdadiger.