Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 26:4-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Antwoord een zot niet naar zijn dwaasheid,opdat gijzelf hem niet gelijk wordt.

5. Antwoord een zot naar zijn dwaasheid,opdat hij niet wijs zij in eigen oog.

6. Wie een boodschap zendt door een dwaas,kapt zich de voeten af en drinkt onheil in.

7. De benen van een kreupele hangen slap neer,zo is een spreuk in de mond van dwazen.

8. Zoals wie een steen in een slinger vastbindt,zo is hij, die een dwaas eer geeft.

9. Gelijk een doorn dringt in de hand van een dronkaard,zo is een spreuk in de mond van dwazen.

10. Zoals een boogschutter die alle voorbijgangers verwondt,is hij, die een dwaas en die dronkaards in dienst neemt.

11. Een zot die zijn dwaasheid herhaalt,is als een hond die naar zijn uitbraaksel terugkeert.

12. Ziet gij een man die wijs is in eigen oog,voor een dwaas is meer hoop dan voor hem.

13. De luiaard zegt: Een roofdier op de weg!een leeuw op straat!

14. De deur draait zich om op haar scharnieren,zo de luiaard op zijn bed.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 26