Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 25:4-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Doe het schuim van het zilver weg,en er komt een werkstuk uit voor de zilversmid.

5. Doe de goddeloze van de koning weg,en zijn troon wordt bevestigd door gerechtigheid.

6. Praal niet bij de koning,ga niet staan op de plaats der groten;

7. want het is beter, dat men tot u zegt: Kom hierheen, hoger op!dan dat men u vernedere voor de aanzienlijke,die uw ogen hebben gezien.

8. Ga niet haastig over tot een rechtsgeding,want wat zult gij ten slotte doen,wanneer uw naaste u beschaamd maakt?

9. Beslecht uw rechtsgeding met uw naaste,maar openbaar het geheim van een ander niet,

10. opdat wie het hoort u niet beschimpe;dan zou het kwaad gerucht over u niet ophouden.

11. Een woord, in juiste vorm gesproken,is als gouden appelen op zilveren schalen.

12. Een wijs vermaner bij een luisterend oor,is een gouden ring en een fijn gouden sieraad.

13. Gelijk de koelte der sneeuw in de oogsttijd,is een betrouwbare bode voor wie hem zendt;hij verkwikt de ziel van zijn heer.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 25