Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 23:9-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Spreek niet ten aanhoren van een dwaas,want hij veracht uw verstandige taal,

10. Verleg de aloude grenzen nieten kom niet op de akker der wezen,

11. want hun Losser is sterk;Hij zal hun rechtsgeding tegen u voeren.

12. Richt uw hart op de vermaningen uw oor op woorden van verstand.

13. Onthoud de tucht niet aan de knaap;slaat gij hem met de stok, hij sterft er niet van;

14. gij slaat hem wel met de stok,maar redt zijn leven van het dodenrijk.

15. Mijn zoon, indien uw hart wijs is,dan zal ook mijn hart zich verheugen;

16. dan zal mijn binnenste jubelen,wanneer uw lippen rechte dingen spreken.

17. Uw hart zij niet naijverig op de zondaren,maar beijvere zich voortdurend de Here te vrezen;

18. waarlijk, dan is er toekomsten uw verwachting wordt niet afgesneden.

19. Hoor gij, mijn zoon, en word wijs,richt uw hart op de weg.

20. Verkeer niet met wie zich te buiten gaanaan wijn en vlees;

21. want een drinker en een doorbrenger verarmen,en slaperigheid doet lompen dragen.

22. Luister naar uw vader, die u heeft verwekt;veracht uw moeder niet, wanneer zij oud geworden is.

23. Koop waarheid en verkoop ze niet,wijsheid en vermaning en verstand.

24. De vader van een rechtvaardige verblijdt zich zeer,wie een wijze verwekte, verheugt zich over hem.

25. Mogen uw vader en uw moeder zich verheugen,moge zij, die u baarde, zich verblijden.

26. Mijn zoon, geef mij uw hart,laten uw ogen behagen hebben in mijn wegen;

27. want de hoer is een diepe kuil,de ontuchtige een nauwe put;

28. ja, zij ligt op de loer als een roveren vermeerdert de trouwelozen onder de mensen.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 23