Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 22:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Een goede naam is verkieslijker dan veel rijkdom,gunst is beter dan zilver en goud.

2. Rijken en armen ontmoeten elkander;hun aller Maker is de Here.

3. De schrandere ziet het onheil en bergt zich,maar de onverstandigen gaan hun gang en moeten boeten.

4. Het loon van ootmoed – vreze des Heren –is rijkdom, eer en leven.

5. Dorens en strikken liggen op de weg van de verkeerde;wie zichzelf wil bewaren, blijft daarvan verre.

6. Oefen de knaap volgens de eis van zijn weg,ook wanneer hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken.

7. De rijke heerst over de armen,en de man die leent, is een knecht van de uitlener.

8. Wie onrecht zaait, zal onheil oogsten;de staf van zijn gramschap zal vergaan.

9. Wie vriendelijk van oog is, die wordt gezegend,omdat hij de behoeftige van zijn brood geeft.

10. Jaag de spotter weg en de twist verdwijnt,en het twisten en smaden houdt op.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 22