Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 21:1-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Het hart van de koning is in de hand des Heren als waterbeken,Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt.

2. Elke weg van een mens is recht in zijn ogen,maar de Here beproeft de harten.

3. Gerechtigheid en recht doen,is de Here welgevalliger dan offers.

4. Trotsheid van ogen en opgeblazenheid van hart –de glans der goddelozen is zonde.

5. De plannen van de vlijtige strekken tot louter overvloed,maar al wie overijlt, komt slechts tot gebrek.

6. Schatten verwerven met bedrieglijke tongis een verwaaiende nevel, dodelijke valstrikken.

7. De gewelddaad der goddelozen sleurt hen mee,want zij weigeren recht te doen.

8. Kronkelend is de weg van de bedrieger,maar een eerlijk man is recht in zijn doen.

9. Beter te wonen op een hoek van het dakdan met een twistzieke vrouwin een gemeenschappelijke woning.

10. De begeerte van de goddeloze gaat uit naar het kwaad;zijn naaste draagt hij geen genegenheid toe.

11. Straft men de spotter, dan wordt de onverstandige wijs;onderricht men de wijze, hij zal kennis verwerven.

12. De Rechtvaardige let op het huis van de goddelozeen stort de goddelozen in het verderf.

13. Wie zijn oor gesloten houdt voor het hulpgeroep van de geringe,zal, als hij zelf roept, geen antwoord ontvangen.

14. Een heimelijke gave doet de toorn bedaren,een geschenk in de buidel hevige gramschap.

15. Recht doen is een vreugde voor de rechtvaardige,maar een verschrikking voor de bedrijvers van ongerechtigheid.

16. Een mens die afdwaalt van de weg van het verstand,zal tot rust komen in de vergadering der schimmen.

17. Wie van vermaak houdt, zal gebrek lijden;wie olie en wijn liefheeft, wordt niet rijk.

18. De goddeloze is een losprijs voor de rechtvaardige,en de trouweloze komt in de plaats van de oprechten.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 21