Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 20:16-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Ontneem hem zijn kleed, want hij bleef borg voor een vreemde,en neem hem als pand voor onbekenden.

17. Brood des bedrogs is zoet voor een mens,maar daarna is zijn mond vol kiezel.

18. Plannen komen tot stand door beraad,voer dus de strijd met overleg.

19. Wie als lasteraar rondgaat, openbaart geheimen;laat u dus niet in met een loslippige.

20. Wie zijn vader en zijn moeder vervloekt,diens lamp wordt uitgeblust ten tijde der dichte duisternis.

21. Een bezit, in het begin te spoedig verworven,zal ten slotte niet tot zegen zijn.

22. Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden;wacht op de Here, Hij zal u helpen.

23. Tweeërlei gewicht is de Here een gruwel,en een valse weegschaal is verkeerd.

24. Van de Here zijn de schreden eens mans,maar een mens – hoe zal hij zijn weg doorzien?

25. Het is een valstrik voor een mensondoordacht „heilig” te roepen,en pas na gedane geloften te overwegen.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 20